zapper
- Geluid: zapper (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzɑpər / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈzɛ.pər/
- (Limburg): /ˈzɑ.pər/, /ˈzɛ.pər/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈzɑ.pər/
- zap·per
- Naamwoord van handeling van zappen met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zapper | zappers |
verkleinwoord | zappertje | zappertjes |
de zapper m
- (media) een persoon die aan het zappen is, meestal betrekking hebbend op het televisiekijken.
- Een zapper wisselt veel van kanaal om iets interessants te vinden.
- Het woord zapper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zapper" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ zapper op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
zapper
- (spreektaal) zappen
- «M'enfin, arrête de zapper!»
- Hou nou eens op met zappen! [1]
- «M'enfin, arrête de zapper!»
- (spreektaal) overslaan
- «J’ai zappé le cours de philo pour finir ma partie de flipper.»
- Ik heb de filosofieles overgeslagen om mijn partijtje flipper af te maken. [1]
- «J’ai zappé le cours de philo pour finir ma partie de flipper.»
- (spreektaal) afbreken, beëindigen
- «Sophie est tombée croque de Florent, du coup elle m’a zappé.»
- Sophie is verliefd geworden op Florent, daarom heeft ze me gedumpt. [1]
- «Sophie est tombée croque de Florent, du coup elle m’a zappé.»