• wrok
  • In de betekenis van ‘rancune’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1550 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord wrok
verkleinwoord wrokje wrokjes

de wrokm

  1. blijvend gevoel van onvrede over geleden of vermeend onrecht
     Eerder werd al bekend dat verdachte Tetsuya Yamagami wrok tegen Abe koesterde, omdat de politicus volgens hem verbonden was aan een religieuze groep. Het is niet duidelijk waarom de 41-jarige man uiteindelijk Abe als slachtoffer koos.[2]
vervoeging van
wrokken

wrok

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wrokken
    • Ik wrok. 
  2. gebiedende wijs van wrokken
    • Wrok! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wrokken
    • Wrok je? 
97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]