Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wrak·goed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wrakgoed wrakgoederen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het wrakgoedo

  1. aangespoelde goederen van een vergaan schip
     "Het kan me niet schelen m’n bezittingen kwijt te raken, maar God geef me alsjeblieft mijn zoon terug", zei Basril, een dorpsbewoner die met zijn vrouw het opgehoopte wrakgoed op het strand van Pandagaran doorzocht. In de buurt lag het lijk van een vrouw, bedekt met een mat.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

44 % van de Nederlanders;
50 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    map
    “Minstens 343 doden door tsunami” (18/07/2006), De Standaard
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be