Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • woord·breuk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord woordbreuk woordbreuken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

woordbreuk v/m [1]

  1. het niet nakomen van wat men beloofd heeft
    • De Eerste Kamer maakt altijd een eigen afweging. Dat zei PvdA-leider Diederik Samsom dinsdag in reactie op een vraag van journalisten of er woordbreuk is gepleegd in de Senaat. Het is immers gebruikelijk dat regeringsfracties kabinetsplannen steunen.[2] 
    • Die beslissing leidde tot een diplomatieke rel tussen beide landen. India verweet Italië woordbreuk omdat de Italiaanse ambassadeur had beloofd dat de twee terug zouden komen. Het constitutioneel hof in New Delhi verbood ambassadeur Daniele Mancini India te verlaten.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 16 dec. 2014
  3. de Telegraaf 26 mrt. 2013
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be