Een wonderboom.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • won·der·boom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wonderboom wonderbomen
verkleinwoord wonderboompje wonderboompjes

Zelfstandig naamwoord

de wonderboomm

  1. (plantkunde) Ricinus communis  , een snelgroeiende boom van tropische oorsprong uit de wolfsmelkachtigen
    • De zaden van de wonderboom zijn de bron van wonderolie. 
Synoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid