Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • win·ter·hard
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen winterhard winterharder winterhardst
verbogen winterharde winterhardere winterhardste
partitief winterhards winterharders -

Bijvoeglijk naamwoord

winterhard [1]

  1. zonder extra bescherming bestand tegen de koude van de winter
    • Het is wel zo dat de banen, nu ze winterhard zijn, intensiever kunnen worden bespeeld, maar om elf uur ’s avonds gaat onherroepelijk het licht uit. [2] 
    • Bezoekers van recreatiegebied Het Hulsbeek zoeken de komende winter niet tevergeefs naar een toilet. Het nieuwe toiletgebouw bij zonneweide 1 blijft in de natte en koude maanden open. Het wordt deze week opgeleverd door aannemer Poorthuis. „De helft van het gebouwtje hebben we winterhard gemaakt”, zegt Hulsbeekbeheerder Bas Waanders, „waardoor we de toiletten in de winter open kunnen houden.” [3] 
    • Neem de waterhyacint. ,,We kunnen niet begrijpen waarom die in Nederland niet verkocht zou mogen worden," stelt kweekster De Vreede. ,,Onder de 4 graden sterft de eichhornia af, de plant is niet winterhard. Waarom denk je dat wij er zo veel verkopen? Omdat mensen elk jaar nieuwe nodig hebben." [4] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen