Nederlands

 
werkkledij
Uitspraak
Woordafbreking
  • werk·kle·dij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord werkkledij
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de werkkledijv

  1. (kleding) speciale kleren die men draagt tijdens het uitoefenen van iemands beroep
     Wat is de invloed van werkkledij op het hedendaagse kleedgedrag? Met deze vraag ging ontwerpster Monique van Heist als gastcurator voor Museum Rotterdam aan de slag. Antwoorden zijn te zien op de expositie ”Werkstijl”.[1]
     De laatste tijd zouden er meer minirokjes en hoge hakken in het straatbeeld verschijnen, wat een teken van toegenomen openheid tegenover het Westen zou zijn. Vanouds lopen vrouwen er in traditionele of in maoïstische werkkledij.[2]
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Jolanda Driesse
    “Werkstijl: Stoere mode in Rotterdam” (8 maart 2012), Reformatorisch Dagblad
  2.   Weblink bron “Noord-Korea: generaals verdwijnen, korte rokjes verschijnen” (16 juli 2012), Reformatorisch Dagblad