• dok·ters·jas
enkelvoud meervoud
naamwoord doktersjas doktersjassen
verkleinwoord

de doktersjasv / m

  1. witte jas die een arts ter bescherming over zijn kleding draagt maar ook geschikt is als status symbool
    • Die ginkgo is werkelijk overal goed voor: wintervoeten, herseninfarcten, dementie, duizeligheid, de ziekte van Menière, astma, blaasklachten, gehooraandoeningen, trage bloeddoorstroming. Eigenlijk zou de vraag moeten zijn: waar is de ginkgo annex yin-hsing niet goed voor? Ik denk likdoorns, jeugdpuistjes, dwangnagels en andere lastige, maar overkomelijke kwaaltjes. Daar staat die trotse ginkgo boven, hij heeft wel wat anders te doen - go ginkgo go! Op de website van Tinnitus Stop staat ook nog een zich Martinus Lust noemende arts in witte doktersjas die in hoogst merkwaardig Nederlands aanbeveelt: „Daarom ben ik wel tevreden over de ontdekking in de bronnen van natuurlijke ingrediënten, dankzij dewelke ze op korte tijd hun probleem kunnen vergeten.” Zou het kunnen dat je van te veel ginkgo een beetje gaga wordt? [2] 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Frits Abrahams 13 oktober 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be