Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Wende
  • wen·de
enkelvoud meervoud
naamwoord wende wenden
wendes
verkleinwoord wendetje wendetjes

[A]dewendev/m

  1. overgang naar een nieuwe periode
  2. (landbouw) (historisch) strook aan de korte einden van een akker die dwarsgeploegd is, nadat de ploeg daar telkens werd gekeerd
vervoeging van
wenden

[A] wende

  1. aanvoegende wijs van wenden
    • Voor nadere informatie wende men zich tot een van de bestuursleden. 
vervoeging van
wennen

[B] wende

  1. enkelvoud verleden tijd van wennen
    • Ik wende. 
    • Jij wende. 
    • Hij, zij, het wende. 
86 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[4]