Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wen·de
enkelvoud meervoud
naamwoord wende wenden
verkleinwoord wendetje wendetjes

Zelfstandig naamwoord

wende [1] [2] [3]

  1. overgang naar een nieuwe periode
Hyponiemen

Werkwoord

vervoeging van
wennen

wende

  1. enkelvoud verleden tijd van wennen
    • Ik wende. 
    • Jij wende. 
    • Hij, zij, het wende. 

Werkwoord

vervoeging van
wenden

wende

  1. aanvoegende wijs van wenden
    • Voor nadere informatie wende men zich tot een van de bestuursleden. 

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen