wede
- we·de
- [1], [2] erfwoord via Middelnederlands wede van Oudnederlands wede [1] [2]
- [3], [4] erfwoord via Middelnederlands wede van Oudnederlands widu [3] [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wede | [3], [4] weden |
verkleinwoord | - | - |
- (bloemplanten) bepaald soort kruisbloemige plant met langwerpige bladeren en kleine gele trosbloemen, Isatis tinctoria
- (medisch) gedroogde bladeren van Isatis tinctoria , gebruikt voor het maken van ontsmettende zalf en het winnen van de blauwe kleurstof pastel
- buigzaam takje
- houtige plant met buigzame takken
- [3] twijg
1. bepaald soort kruisbloemige plant met langwerpige bladeren en kleine gele trosbloemen, Isatis tinctoria
- Het woord wede staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wede" herkend door:
28 % | van de Nederlanders; |
26 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- [1] wede in het Nederlands Soortenregister N
- [1] wede op Wikidata
- [1] wede op "Wilde planten in Nederland en België" ♣
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ wede (plantengeslacht) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ wede (kreupelhout) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be