wc
- wc
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘watercloset’ voor het eerst aangetroffen in 1906 [1]
- Afkorting van watercloset [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wc | wc's |
verkleinwoord | wc'tje | wc'tjes |
de wc m
- (sanitair) toilet [1]
- Ik ga even naar de wc.
- ▸ Zelf moest ik ook erg nodig naar de wc, maar ik durfde na dit verhaal absoluut niet meer naar buiten.[3]
- (sanitair) toiletpot
- Je bent de wc vergeten door te trekken.
- [2] wc-pot
- [1] wc-pot
1. toilet
2. toiletpot
|
- Het woord wc staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wc" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "wc" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ wc op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be