Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·ter·hoofd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord waterhoofd waterhoofden
verkleinwoord waterhoofdje waterhoofdjes

Zelfstandig naamwoord

het waterhoofdo

  1. (medisch) een aandoening waarbij in de hersenventrikels te veel hersenvocht aanwezig is
    • Een waterhoofd kan aangeboren zijn of het gevolg van infectie of een ongeluk. 
  2. (figuurlijk) topzwaar, een organisatie met een leiding die te groot is voor de omvang van die organisatie

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tijn Sadée 2 juli 2015 NRC
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be