• bu·reau·cra·tisch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bureaucratisch bureaucratischer
verbogen bureaucratische bureaucratischere
partitief bureaucratisch bureaucratischers -

bureaucratisch [1]

  1. van, volgens de bureaucratie
     Mocht er ooit iemand informatie over deze zaak willen, dan zou men op een bureaucratische puinhoop stuiten.[2]
     Want de arbeidersmeerderheid had het probleem dat ze geen opgeleide mensen hadden voor alle bureaucratische en politieke posten.[3]
95 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]