Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·ter·glas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord waterglas waterglazen
verkleinwoord waterglaasje waterglaasjes

Zelfstandig naamwoord

het waterglaso

  1. een drinkglas voor water
    • Het waterglas was mooi versierd. 
  2. urinaal
  3. (scheikunde) (geen meervoud) geconcentreerde oplossing van kaliumsilicaat of natriumsilicaat
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen