Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wan·del·laars
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wandellaars wandellaarzen
verkleinwoord wandellaarsje wandellaarsjes

Zelfstandig naamwoord

de wandellaarsv / m

  1. (schoeisel) gesloten schoeisel dat ook een deel van het been boven de enkel omsluit, geschikt om op straat mee te lopen
  2. (schoeisel) (sport) schoeisel dat ook een deel van het been boven de enkel omsluit, speciaal geschikt is voor lange tochten door ruige en steile gebieden
Antoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid