open rijtuig met vier geveerde wielen, waarin de passagiers achter koetsier op twee banken met de rug naar de zijkant zitten
2. naam voor oud autotype
(Albion 16HP Wagonette uit 1904)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·go·net·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wagonette wagonettes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de wagonettev

  1. (verkeer) open rijtuig met vier geveerde wielen, waarin de passagiers achter koetsier op twee banken met de rug naar de zijkant zitten
    • Op de foto stuurt Feike Holtrop van Hidaard Ida II en Gerbrand voor de wagonette door de wat krappe piste. [1]
    • Volgens de polis verzekerde de assuradeur wegens ongelukken, overkomen met „een personentrein, stoomboot voor passagiers, omnibus, tram, dogcart, wagonette, coach, carriage of ander personen-rijtuig (venicle)". [2]
  2. (historisch), (verouderd) naam voor oud autotype

Verwijzingen

Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie


Engels

Uitspraak
  • IPA: /ˌwagəˈnet/
Woordafbreking
  • wag·on·ette
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van Engels wagon met het achtervoegsel -ette, rijtuigtype in 1843 ontstaan, gebruik van het woord vastgelegd vanaf in 1858[1][2]
enkelvoud meervoud
wagonette wagonettes

Zelfstandig naamwoord

wagonette

  1. wagonette
Overerving en ontlening

Verwijzingen