waarschuwingsschot

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • waar·schu·wings·schot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord waarschuwingsschot waarschuwingsschoten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

waarschuwingsschot o [1]

  1. een schot door een politieagent, militair of (buitengewoon) opsporingsambtenaar, afkomstig van een vuurwapen, dat wordt afgevuurd in de lucht (niet gericht op een persoon) ter waarschuwing
    • De man bedreigde de agenten met een mes. Een van de agenten voelde zich daarop genoodzaakt om een waarschuwingsschot te lossen. Maar dat bleek aan dovemansoren gericht. Daarom loste een agent een kogel in het been van de Tilburger. De man is aangehouden en onder politiebegeleiding overgebracht naar het ziekenhuis. [2] 
  2. (militair), (voetbal) een schot van de vijand waar men angstig van wordt
    • Het tweede waarschuwingsschot van de beloften kwam niet veel later, maar dit keer strandde Jamie Jacobs op doelman Joël Drommel. [3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen