• voor·spie·ge·len

voorspiegelen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
voorspiegelen
spiegelde voor
voorgespiegeld
zwak -d volledig
  1. iemand iets op een bedrieglijke wijze beloven of in het vooruitzicht stellen
    • De lage spaarrente maakt het voor veel Nederlanders aanlokkelijk om in zee te gaan met aanbieders van beleggingen die hoge rendementen voorspiegelen. Hierbij zitten echter ook oplichters. Hoe herken je fraude en voorkom je dat je hier het slachtoffer van wordt?[1] 
    • Maar goed, 50Plus gaat nog meer beloven dan Verbon. Want de ouderen een AOW voorspiegelen die niet welvaartsvast is, doet het electoraal niet zo lekker. Dus gaat de partij de AOW-leeftijd verlagen én de uitkering welvaartsvast maken. En dit blijft tóch betaalbaar. Rara, hoe kan dat? Vandaag krijgen we het antwoord.[2] 
  2. iemand iets in het vooruitzicht stellen zonder bedriegelijke opzet
    • Vooral de lage en de middeninkomens hebben volgend jaar dus minder hypotheek dan het Nibud ze voorspiegelt, zegt Hagedoorn. „En dat was de afgelopen jaren ook al zo. Deze groep kan vanwege de strenge leennormen en de verplichting om de kosten koper uit eigen zak te betalen vaak niet kopen, maar verdient ook te veel voor een sociale huurwoning.[3] 
    • KBC Securities is minder onder de indruk. Analist Wim Hoste ging er al van uit dat de winstverbetering bij AkzoNobel dit jaar minder sterk zou zijn dan het bedrijf tot dusver zelf voorspiegelde. Verder stipt hij aan dat de doelstellingen voor 2020 zijn gehandhaafd en dat de opsplitsing van het bedrijf op koers ligt.[4] 
  1. de Telegraaf BERNARD VOGELSANG 17 mrt. 2017
  2. de Telegraaf 22 feb. 2017
  3. de Telegraaf 24 okt. 2017
  4. de Telegraaf 08 sep. 2017