voorraadschuur
  • voor·raad·schuur
enkelvoud meervoud
naamwoord voorraadschuur voorraadschuren
verkleinwoord voorraadschuurtje voorraadschuurtjes

de voorraadschuurv / m

  1. schuur waarin men zaken kan bergen die men later nodig heeft
     Een paar jongens gingen door de achtertuinen van het dorp voor de militie op de loop en kropen, elkaar opjuttend met duwen en porren, onder de niet tot de grond reikende vloer van de eerste de beste voorraadschuur.[2]
     Over het algemeen is de 'voorraadschuur' nog maar voor 20 procent gevuld, wat uitzonderlijk laag is. Maar sommige opslagcentra zijn nog maar voor 5 procent of minder met aardgas gevuld.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  3.   Weblink bron “Duits aardgas bijna op door lange winter” (07-04-2013), Tubantia