de voorplecht van een marineschip
  • voor·plecht
enkelvoud meervoud
naamwoord voorplecht voorplechten
verkleinwoord

de voorplechtv / m

  1. voorste deel van het bovenste dek van een schip
    • Vaker ontstaan relaties op de werkvloer, maar niet pas twintig jaar na de eerste kennismaking. Superster LEONARDO DICAPRIO viert momenteel vakantie met de vrouw die hij in 1997, op de voorplecht van de Titanic, in zijn armen houdt terwijl hij zichzelf uitroept tot ‘King of the world’: KATE WINSLET.[2] 
    • De zorgen over de veiligheid bleken niet van invloed op de belangstelling. 'Amsterdammers laten zich niet terroriseren', sprak burgemeester Eberhard van der Laan na afloop. Hij voerde de tachtig schepen aan op de boot van de gemeente en werd dansend op de voorplecht gesignaleerd. De politie meldde dat het evenement zonder noemenswaardige incidenten was verlopen.[3] 
78 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 14 augustus 2017
  3. de Telegraaf 6 augustus 2016
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be