volumeknop
  • vo·lu·me·knop
enkelvoud meervoud
naamwoord volumeknop volumeknoppen
verkleinwoord volumeknopje volumeknopjes

de volumeknopm

  1. (elektronica) knop waarmee men de geluidssterkte van een muziek installatie kan regelen
     Het bedieningsgemak van het eigentijdse infotainment is voorbeeldig. Aparte klimaatregeling, aparte volumeknop van de audio en tegelijkertijd een groot centraal scherm: over de bediening is in deze auto goed nagedacht.[2]
     Toen mijn broer eenmaal ontdekt had dat ik een gruwelijke aversie tegen Queen ontwikkeld had, was het natuurlijk de perfecte manier om mij te sarren. Zo gauw hij hoorde dat ik thuiskwam en naar mijn kamer ging, deed hij zijn stereo een tikkie harder. Zodra mijn radiocassetterecorder aanging, draaide hij de volumeknop nog een stukje verder open.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Niek Schenk
    “Test Toyota Proace City Verso: kampioen in handigheid” (13-08-2020), Tubantia
  3.   Weblink bron “Queen; het gaat nooit meer over!” (06/12/2012), HP de Tijd