volstaan
- vol·staan
- In de betekenis van ‘volharden, voldoende zijn’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1291 [1]
- samenstelling van vol ww en staan [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
volstaan |
volstond |
volstaan |
klasse 6 | volledig |
volstaan [3]
- absoluut: voldoende zijn
- Een korte opmerking daarover volstaat.
- ▸ Mocht u iets nodig hebben, volstaat het aan het schelkoord te trekken dat naast de deur hangt. Ik wens u een aangenaam verblijf toe in Grand Hotel Europa.'[4]
- inergatief: besluiten dat iets voldoende moet zijn
- Er is volstaan met een korte opmerking.
- genoeg zijn, toereiken, toereikend zijn, voldoen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
volstaan |
stond vol |
volgestaan |
klasse 6 | volledig |
volstaan
- vervoeging van volstaan: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
vervoeging van: | volstaan… |
verbogen vorm: | volstane |
volstaan
- voltooid deelwoord van volstaan
- Het woord volstaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "volstaan" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "volstaan" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ volstaan op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 17
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be