• volks·ver·ze·ke·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord volksverzekering volksverzekeringen
verkleinwoord

de volksverzekeringv

  1. een verplichte, publiekrechtelijke verzekering voor iedere natuurlijke persoon die legaal ingezetene van Nederland is
    • Dit is Nederland ten voeten uitDe ’gewone normale Nederlander’, de heer van Eck (73 jaar), wordt twee procent, oftewel 15 euro per maand gekort op zijn aow-uitkering omdat zijn werkgever in 1966 verzuimde de premie volksverzekering te betalen.[2] 
    • Verder veronderstellen velen dat academici en hbo’ers financieel meer bijdragen aan de oudedagsvoorziening dan lager opgeleiden. „Hoogopgeleiden dragen meer bij via belastingen, en wel via de premie volksverzekeringen.”[3] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 13 nov. 2017
  3. de Telegraaf RENÉ VAN ZWIETEN 28 sep. 2017