1. Een uitvoering van 'volkstoneel in 1808.
  • volks·to·neel
enkelvoud meervoud
naamwoord volkstoneel volkstonelen
verkleinwoord volkstoneeltje volkstoneeltjes

het volkstoneelo

  1. (toneel) vorm van podiumkunst waarin acteurs stukken spelen die naar hun onderwerp, taal en uitvoering zijn afgestemd op een zeer breed publiek met minder inkomen en opleiding
     Het stevige taalgebruik en de verschoppelingen waren nieuw in Nederlandstalig toneel. (…) „Volkstoneel”, noemde De Boer zijn voorstelling. „Ik mik op de mensen die nooit in het theater komen.”[2]
     Tot ver in de negentiende eeuw borduurde het theater door op het volkstoneel, waarin vastomlijnde karakters optraden, zoals de dronkeman, de vader, de gravin.[3]
  2. (toneel) theatergezelschap dat stukken speelt die naar hun onderwerp, taal en uitvoering zijn afgestemd op een zeer breed publiek met minder inkomen en opleiding
     Zo vertelt hij ontroerende anekdotes over zijn eerste kus, zijn Utrechtse vader die bij het volkstoneel speelde en zijn mislukte auditie bij Jacques Brel.[4]
     Limmel is een dorp, zeggen de bewoners zelf, en dat moet zo blijven. Genoemd worden telkens weer de 43 verenigingen, voor het voetbal, het volkstoneel, de fanfare, de zangkoren, de boerenkapel en het carnaval.[5]
  3. (figuurlijk) reeks gedragingen van gewone mensen die op anderen bijna als een voorstelling overkomen
     Het past in de Latijnse traditie, waarin bedrogen vrouwen met huisraad gooien en daarna de straat opstormen om hun misère met de buren te delen. De mannen grinniken dan wat, de vrouwen betuigen hun steun. Maar in Argentinië als Peru ontbreekt de laatste akte van dit volkstoneel: de in tranen gedrenkte verzoening.[6]
     Ik stond een ogenblik perplex, legde uit wat er echt gebeurd was en zei niet te begrijpen waarom zij, uit zichzelf, was weggelopen. Wat daarop volgde was een staaltje van het zuiverste volkstoneel. Francois kwam wijdbeens voor me staan, stak een wijsvinger op die hij als een soort ruitenwisser heen en weer bewoog, terwijl hij met de punt van zijn tong tussen zijn voortanden waarschuwende klokgeluidjes maakte. “Luister, Gilbert', zei hij met een half oog op de mannen aan de toog, “het is hier geen wereldstad, misschien, maar wij zijn ook geen geitenhoeders hier.'[7]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Ron Rijghard
    “‘The Family’ is dierlijk” (18 maart 2017) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Kester Freriks
    “De Freule verleidt” (10 maart 2011) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Dick Zijp
    “Energiek en onnavolgbaar staat Herman van Veen in Carré” (27 oktober 2017) op nrc.nl  
  5.   Weblink bron
    Karel Berkhout
    “Kleine luiden contra schorriemorrie” (30 december 1997) op nrc.nl  
  6.   Weblink bron “De oorlog der Fujimori's krijgt nog een staartje” (13 januari 2000) op nrc.nl  
  7.   Weblink bron
    Gijs van Stijgeren
    “Pere Noel (2)” (4 december 1998) op nrc.nl