1. constructie om gemakkelijk naar de andere kant van een weg te lopen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voet·gan·gers·brug
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voetgangersbrug voetgangersbruggen
verkleinwoord voetgangersbrugje
voetgangersbruggetje
voetgangersbrugjes
voetgangersbruggetjes

Zelfstandig naamwoord

de voetgangersbrugv / m

  1. (verkeer) constructie om gemakkelijk naar de andere kant van een water, diepte of weg te lopen
    • In Katwijk is een tijdelijke voetgangersbrug ingestort nadat een kiepwagen tegen de constructie reed. [1]
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen