voetgangerstunnel

 
voetgangerstunnel
  • voet·gan·gers·tun·nel
enkelvoud meervoud
naamwoord voetgangerstunnel voetgangerstunnels
verkleinwoord voetgangerstunneltje voetgangerstunneltjes

de voetgangerstunnelm

  1. een onderdoorgang alleen voor voetgangers
     De twee fietsende studenten in de voetgangerstunnel hadden meerdere van de verdachten tenslotte van dichtbij gezien.[2]
     Vuurwerkvandalen hebben in Vught grote schade aangericht aan het treinstation. Vooral de voetgangerstunnel is een ravage, met gesneuvelde reclamevensters en tl-buizen die aan stukken op de grond liggen. Ook is een kaartjesautomaat vernield.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149
  3.   Weblink bron “Oud en Nieuw: problemen op de weg door mist, hulpdiensten her en der bekogeld” (Woensdag 1 januari 2020), NOS