fietsbrug
- Geluid: fietsbrug (hulp, bestand)
- IPA: / ˈfitsbrʏx / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈfits.brɵχ/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈfits.brʏx/
- fiets·brug
- samenstelling van fiets en brug
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fietsbrug | fietsbruggen |
verkleinwoord | fietsbrugje fietsbruggetje |
fietsbrugjes fietsbruggetjes |
- een brug voor fietsers
- De oversteekplaats voor fietsers is vervangen door een fietsbrug.
1. een brug voor fietsers
- Het woord fietsbrug staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fietsbrug" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be