vloedmerk
- vloed·merk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vloedmerk | vloedmerken |
verkleinwoord | vloedmerkje | vloedmerkjes |
het vloedmerk o
- (waterbeheer) aangespoeld drijfvuil dat de hoogste waterstand (incl. Golfoploop) op een oever markeert
- ▸ ⧖Grasbeloopen moeten in voorjaar en zomer door het slechten van mest- en molshoopen, ..., het spoedig verwijderen van veek of vloedmerk en voorwerpen, waaronder het gras zou kunnen verstikken, geregeld worden onderhouden, opdat tegen het najaar overal dicht, vastgeworteld kort gras aanwezig is,[2]
- Het woord 'vloedmerk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron T. Huitema“Dijken langs zee, rivieren en kanalen.” (1947), Kosmos, Amsterdam, 33-34