• vit·ne
  • Werkwoord: afkomstig van het Oudnoordse werkwoord  vitna ww 
  • Zelfstandig naamwoord: afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord  vitni zn 
Naar frequentie 1703
vervoeging
onbepaalde wijs vitne
tegenwoordige tijd vitner
verleden tijd vitnet
vitna
voltooid
deelwoord
vitnet
vitna
onvoltooid
deelwoord
vitnende
lijdende vorm vitnast
gebiedende wijs vitn
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

vitne

  1. getuigen
  2. (juridisch) getuigen
  3. (religie) Gods woord verkondigen
  4. aantonen, getuigen
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   vitne     vitnet     vitne     vitna
vitnene  
genitief   vitnes     vitnets     vitnes     vitnas
vitnenes  

vitne, o

  1. getuige
  2. (religie) getuige, verkondiger
    «Dåpshandlingen utgjorde en viktig og høytidelig del av Jehovas vitners årlige sommerstevne.»
    De doop was een belangrijk en plechtig deel van de jaarlijkse zomercongres van de Jehovah's getuigen.


  • vit·ne
  • Werkwoord: afkomstig van het Oudnoordse werkwoord  vitna ww 
  • Zelfstandig naamwoord: afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord  vitni zn 
vervoeging
onbepaalde wijs vitne
vitna
tegenwoordige tijd vitnar
verleden tijd vitna
voltooid
deelwoord
vitna
onvoltooid
deelwoord
vitnande
lijdende vorm vitnast
gebiedende wijs vitn
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

vitne

  1. getuigen
  2. (juridisch) getuigen
  3. (religie) Gods woord verkondigen
  4. aantonen, getuigen
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   vitne     vitnet     vitne     vitna  

vitne, o

  1. (juridisch) getuige
  2. (religie) getuige, verkondiger