• vij·an·de·lijk
  • Afleiding van vijand met het achtervoegsel -lijk en met het invoegsel -e-.
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vijandelijk vijandelijker vijandelijkst
verbogen vijandelijke vijandelijkere vijandelijkste
partitief vijandelijks vijandelijkers -

vijandelijk

  1. van de vijand
    • Het vijandelijk gebied. 
    • En daar staan we weer voor de strijd uitgerust, dacht Albert, klaar om het schavot te beklimmen (zo werd de ladder genoemd die ze gewoonlijk gebruikten om de loopgraaf uit te komen, over perspectief gesproken) en dan met het hoofd vooruit op de vijandelijke linies af te stormen. [1] 
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Lemaitre, Pierre
    "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 15
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be