• vij·and·schap
enkelvoud meervoud
naamwoord vijandschap vijandschappen
verkleinwoord - -

de vijandschapv

  1. een toestand van op voet van oorlog zijn, een toestand waarin men elkaar als tegenstander ziet
    • De vijandschap tussen Joden en Palestijnse Arabieren duurt al vele jaren. 
    • Van de vijandschap die de Roodhoofden eerst getoond hadden was niets meer over. Integendeel. [1] 
96 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]
  1. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 87
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be