• vi·deo·clip
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘promotiefilmpje voor een popsong’ voor het eerst aangetroffen in 1990 [1]
  • samenstelling van  video  en  clip 
enkelvoud meervoud
naamwoord videoclip videoclips
verkleinwoord videoclipje videoclipjes

de videoclipm

  1. (muziek), (communicatie) korte videofilm ter promotie van een popsong
    • Vanmiddag verscheen de videoclip online. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]


enkelvoud meervoud
videoclip videoclips

videoclip

  1. videoclip