verzorgingscentrum

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·zor·gings·cen·trum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verzorgingscentrum verzorgingscentra
verzorgingscentrums
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

verzorgingscentrum o [1]

  1. gebouw waar (oudere) mensen verblijven die zorg nodig hebben
     Bewoners van een aantal verzorgingscentra in de Noordoostpolder kunnen deze zomer een paar dagen voor de deur kamperen. Zorggroep Oude en Nieuwe Land heeft een reizende camping opgezet.[2]
     Vrijdag maakte Berlusconi het nog bonter. Tijdens zijn eerste dag van zijn taakstraf in een Italiaans verzorgingscentrum voor dementen deelde hij opnieuw een sneer uit aan zijn trainer. "Ik heb vandaag veel hartelijke mensen ontmoet. Velen van hen zouden de leiding kunnen hebben in de kleedkamer van AC Milan."[3]
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “97 jaar oud en toch op de camping in Emmeloord” (23 juni 2022), NOS
  3.   Weblink bron “"Wie wordt opvolger Clarence?"” (10-05-2014), NOS