verwezen
- ver·we·zen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verwezen |
verweesde |
verweesd |
zwak -d | volledig |
verwezen
- onovergankelijk (formeel) wees worden [2]
- In de betekenis van ‘onthutst, verslagen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1544 [3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | verwezen | verwezener | verwezenst |
verbogen | verwezenste | ||
partitief | verwezens | verwezeners | - |
verwezen [4]
- vervoeging van verwijzen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling ij-ee (IPAː /ɛi/ - /e/)
vervoeging van |
---|
verwijzen |
verwezen
- meervoud verleden tijd van verwijzen
- Wij verwezen.
- Jullie verwezen.
- Zij verwezen.
- Wij verwezen.
- voltooid deelwoord van verwijzen
- Het woord verwezen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verwezen" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ verwezen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "verwezen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be