verweren
- ver·we·ren
- In de betekenis van ‘aangetast worden door het weer’ voor het eerst aangetroffen in 1678 [1]
- afgeleid van weren met het voorvoegsel ver-
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verweren |
verweerde |
verweerd |
zwak -d | volledig |
verweren
- wederkerend zich ~: zich verdedigen [2]
- Hij verweerde zich kranig.
- ergatief aan erosie blootstaan [3]
- De bovenste laag verweert langzamer dan de laag eronder en dat verklaart de grillige vormen van deze rotspartij.
- [1] opkomen voor
1. zich verdedigen
2. aan erosie blootstaan
de verweren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord verweer
- Het woord verweren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verweren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "verweren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ verweren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ verweren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be