• ver·val
enkelvoud meervoud
naamwoord verval -
verkleinwoord vervalletje -

het vervalo

  1. geleidelijke verslechtering van een toestand
     Je ziet ook hoe het leven langzaam uit de Route is weggetrokken. De romantiek van het verval is overvloedig aanwezig. Verlaten, met gras en onkruid overwoekerde tankstations.[2]
  2. het niet meer gelden, het afgeschaft zijn
  3. (waterbeheer) verticale verloop van een watergang tussen twee plaatsen of bij eb en vloed op eenzelfde plaats
    • Het verval van de Rijn tussen Lobith en de kust is ongeveer 8,5 m 
  4. terugval in de prestatie als gevolg van toenemende vermoeidheid
  5. radioactieve verval van isotopen
vervoeging van
vervallen

verval

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vervallen
    • Ik verval. 
  2. gebiedende wijs van vervallen
    • Verval! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vervallen
    • Verval je? 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Peter Giesen
    “Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be