• ver·so·be·ren

versoberen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
versoberen
versoberde
versoberd
zwak -d volledig
  1. iets goedkoper, zuiniger maken
    • Zo'n bovenwettelijke regeling in de cao is niet meer van deze tijd, aldus Slob. Hij wijst op het tekort aan leraren en hoopt op een versobering. Het bespaarde geld kan worden besteed aan hogere salarissen.[2] 
  2. simpeler en eenvoudiger maken
    • De regeling is opgetuigd toen de Algemene Nabestaanden Wet werd ingevoerd. Die wet betekende een versobering van de uitkering aan nabestaanden. Om die teruggang te compenseren kwam het ABP met de regeling. De regeling zorgt ervoor dat achtergebleven partners en kinderen een uitkering krijgen tot het nabestaandenpensioen ingaat.[3] 
  3. nuchter worden
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia Maarten van Ast 08-DECEMBER-2017
  3. Tubantia Peet Vogels 15-DECEMBER-2017