• ver·slaaf·de
enkelvoud meervoud
naamwoord verslaafde verslaafden
verkleinwoord - -

de verslaafdev / m

  1. iemand die verslaafd is aan iets
vervoeging van
verslaven

verslaafde

  1. enkelvoud verleden tijd van verslaven
    • Ik verslaafde. 
    • Jij verslaafde. 
    • Hij, zij, het verslaafde. 
  2. verbogen vorm van verslaafd, voltooid deelwoord van verslaven

verslaafde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van verslaafd
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be