• ver·rekt
  • vervoeging van verrekken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel [1]
vervoeging van
verrekken

verrekt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verrekken
    • Jij verrekt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verrekken
    • Hij verrekt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verrekken
    • Verrekt! 
vervoeging van: verrekken…
verbogen vorm: verrekte

verrekt

  1. voltooid deelwoord van verrekken
stellend
onverbogen verrekt
verbogen verrekte
partitief verrekts

verrekt

  1. (medisch) (van spieren en pezen) pijnlijk en tijdelijk niet goed te gebruikten door een te heftige uitrekking
  2. (informeel) (pejoratief) extreem onaangenaam

verrekt

  1. (informeel) heel erg (gebruikt om een bijvoeglijk naamwoord te versterken)
99 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]