verpraten
- ver·pra·ten
verpraten [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verpraten |
verpraatte |
verpraat |
zwak -t | volledig |
- veel tijd verknoeien door te praten in plaats van de handelen; de tijd verdoen
- 'Het leven is te hard van geluiden,
De mensen doen te druk:
Om een ander wat doms te beduiden
Verpraten ze hun eigen geluk!' [2]
- 'Het leven is te hard van geluiden,
- een geheim openbaren
- [1] verbabbelen, bederven, verknoeien, verbeuzelen, verkwisten
- [2] verklappen, verraden, voorbijpraten
1. veel tijd verknoeien door te praten in plaats van de handelen; de tijd verdoen
- Het woord verpraten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verpraten" herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
47 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool Theodor Holman29 november 2016 Jacques Monasch gelooft in een nostalgisch socialisme
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be