• ver·plich·tend
vervoeging van: verplichten
verbogen vorm: verplichtende

verplichtend

  1. onvoltooid deelwoord van verplichten
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen verplichtend verplichtender verplichtendst
verbogen verplichtende verplichtendere verplichtendste
partitief verplichtends verplichtenders -

verplichtend [1]

  1. van iets dat het moet en dat het afgedwongen kan worden
    • Diverse fracties wilden opheldering naar aanleiding van uitspraken van Van Rompuy in een Duitse krant. Hij zei daarin dat Brussel de lidstaten economische aanbevelingen moet kunnen doen met een verplichtend karakter over onder meer het pensioenbeleid. [2] 
    • Hillen benadrukt dat Nederland altijd nee of ja moet kunnen zeggen tegen deelname aan een conflict. Maar de samenwerking is volgens Hillen niet vrijblijvend. 'Het is verplichtend en dat moeten we ons goed realiseren.' [3] 
    • Gedeputeerde Staten wilde in Parma met boeren, milieuorganisaties en supermarkten nieuwe afspraken maken over de toekomst van de veehouderij. Het is de bedoeling dat 'concrete afspraken' worden vastgelegd in een 'verplichtend convenant' of 'pact'. [4]