Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • strin·gent
Woordherkomst en -opbouw
  • Van de stam van stringens, het tegenwoordig deelwoord van het Latijnse werkwoord stringere. In de betekenis van ‘dwingend’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1] [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen stringent stringenter stringentst
verbogen stringente stringentere stringentste
partitief stringents stringenters -

Bijvoeglijk naamwoord

stringent [3]

  1. streng, dwingend
    • De geallieerden stonden klaar om Duitsland binnen te vallen als het land de stringente vredesvoorwaarden niet zou accepteren. [4] 
    • ‘Veertig jaar richtinggevend’, klinkt het trots. Met die slogan viert Vlaams Belang morgen feest in Antwerpen. Nooit kwam de partij ergens een dag aan de macht. Toch maakt ze zich sterk dat ze het maatschappelijke debat ‘grondig beïnvloed en gestuurd’ heeft, waarbij ‘tal van taboes’ zijn gesneuveld. Zonder extreemrechtse druk zou er van een stringent migratiebeleid niets in huis zijn gekomen.[5] 
    • De gemeente Almelo. treedt hard op tegen de productie van en handel in drugs. En Gerritsen houdt zich, net als zijn voorganger Jon Hermans, strak aan dat beleid. „Ik pas dat beleid stringent doe, ik ben daar keihard in”, zegt Gerritsen beslist.[6] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[7]

Verwijzingen


Duits

Uitspraak

Bijvoeglijk naamwoord

stringent

  1. dwingend, streng, strikt, stringent


Engels

Uitspraak

Bijvoeglijk naamwoord

stellend vergrotend overtreffend
stringent more stringent most stringent

stringent

  1. dwingend, streng, strikt, stringent