• ver·lus·ti·gen
  • afleiding van lust met het voorvoegsel ver-

verlustigen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verlustigen
verlustigde
verlustigd
zwak -d volledig
  1. plezier beleven door naar iets te kijken
    • Een verontwaardigde Facebookgebruiker beschuldigt de groep van harteloosheid. ,,Mensen die legale jacht niet kunnen verdragen en denken dat het in orde is om zich minachtend uit te laten over de mensheid en zich te verlustigen aan de dood van een vader van vijf kinderen. Ik ben bedroefd, ziek van walging en geschokt." [2] 
    • Met het maken van de beelden heeft de verdachte de meisjes "in al hun naaktheid en kwetsbaarheid gefilmd, de films bewerkt en zich aan de beelden verlustigd", zo stelde de aanklager. [3] 
    • Op de catwalks wemelde het van de geborduurde jurkjes en jassen en hoewel we die natuurlijk nooit kunnen betalen, kunnen we ons er wel aan verlustigen en ons dan vervolgens aan naald en draad vergrijpen. [4] 
86 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[5]