Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ja·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verjaging verjagingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de verjagingv

  1. het met kracht of geweld iets of iemand wegsturen
    • De levensechte Robird, met veerpatronen en klapwiekende vleugels, heeft zich al bewezen als een effectieve methode voor vogelbeheersing en –verjaging. [2] 
    • Als het gaat om winterganzen is beïnvloeding van de populatie zeer moeilijk. Zij broeden immers in noordelijke streken en zijn slechts tijdelijk in Nederland. Verjaging en aanpassingen aan het terrein hebben nauwelijks effect. Volgens ganzendeskundige David Kleijn van Alterra is onderzoek in Siberië nodig om antwoorden te vinden voor de Nederlandse situatie. Dáár moet worden vastgesteld hoeveel groter de broedkolonies nog kunnen groeien, en op basis daarvan kan een voorspelling worden gedaan over de toename van het aantal overwinterende ganzen in Nederland. [3] 
    • Vervolgens komen de plunderende Vikingen aan bod, waarna Karel de Grote de orde herstelt. Na de taferelen over de sluiting van de Schelde gaat het verder met de inspectie van het fort Lillo door Napoleon (1810). Ook wordt stilgestaan bij de Belgische onafhankelijkheid en de verjaging van de laatste Hollanders in 1839. [4] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen