• uit·zet·ting
enkelvoud meervoud
naamwoord uitzetting uitzettingen
verkleinwoord uitzettinkje uitzettinkjes

de uitzettingv

  1. (natuurkunde) de toename in volume bij verhoging van de temperatuur
    • Bij het opwarmen van het toestel zijn soms uitzettinkjes te horen. 
  2. (biologie), (milieukunde) het weer in de vrije wildbaan brengen van dieren
    • Uitzettingen van korhoenders hebben weinig zin als het milieu van het gebied niet hersteld wordt. 
  3. (juridisch), (politiek) het gedwongen verwijderen van personen uit een gebouw of een land
    • Bij deze strenge vorst zijn uitzettingen ronduit wreed. 
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be