• ver·ef·fe·ning
enkelvoud meervoud
naamwoord vereffening vereffeningen
verkleinwoord

de vereffeningv

  1. voldoen van een rekening
    • Hesdy Gerges wil zaterdagavond in Ahoy een openstaande rekening vereffenen. Hij noemt de wedstrijd tegen Badr Hari ‘payback-time’ bij de weigh-in.[2] 
    • De verhuurder kreeg gelijk, maar de automobiliste liet niets van zich horen. Ze vertraagde bovendien procedures waarmee de verhuurder de rekening hoopte te vereffenen. Dat is overigens nog niet gebeurd, maar de auto is eindelijk weg en is geen eigendom meer van de vrouw die hem daar negen jaar geleden parkeerde.[3] 
96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]