• ve·ge·ta·tief
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘de groei bevorderend’ voor het eerst aangetroffen in 1778 [1]
  • afgeleid van vegetatie met het achtervoegsel -ief [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vegetatief vegetatiever vegetatiefst
verbogen vegetatieve vegetatievere vegetatiefste
partitief vegetatiefs vegetatievers -

vegetatief [3]

  1. (medisch) buiten het bewustzijn om
  2. de groei betreffend of bevorderend
  3. (plantkunde) ongeslachtelijk
88 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[4]