vastkluisteren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vast·kluis·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vast bw en kluisteren ww
Werkwoord
vastkluisteren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vastkluisteren |
kluisterde vast |
vastgekluisterd |
zwak -t | volledig |
- met kluisters of ketenen ergens aan vastmaken
- (figuurlijk) ergens aan gebinden; ergens toe verplichten
- ▸ Ze keek met wijdopen ogen naar het maanlicht en de schaduwen, verwachtte elk moment zijn dode gezicht te zien en voelde dat de stilte die boven en in het huis heerste haar vastgekluisterd hield.[2]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord 'vastkluisteren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1