Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kluis·ter·de vast

Werkwoord

vervoeging van
vastkluisteren

kluisterde vast

  1. enkelvoud verleden tijd van vastkluisteren
    • Ik kluisterde vast. 
    • Jij kluisterde vast. 
    • Hij, zij, het kluisterde vast.