• va·rens·ge·zel
enkelvoud meervoud
naamwoord varensgezel varensgezellen
verkleinwoord

de varensgezelm [1]

  1. (beroep) (scheepvaart) persoon die voor zijn beroep op een schip vaart
     Buiten de koopvaardij kon Holland niet; de zee had Nederland groot gemaakt, een goed varensgezel oefende geduld, liep de tijd niet vooruit, Bertus was nu tevreden.[2]